Op 24 mei 2003 is er een nieuw ‘Varend monument’, de ‘Bonne’,
feestelijk te water gelaten, na een periode van bijna 3 jaar
restaureren. Hier volgt het relaas van die
restauratie en stellen we de ‘Bonne’ aan u voor.
Hans Faber, zomer 2003.

De’Bonne’, gerestaureerd
De restauratie van de 'Bonne'
we vertellen eerst iets over de toestand van het
bootje ten tijde van de aankoop in 2001 en over
haar geschiedenis. Daarna gaan we in op het plan voor en op de
uitvoering van de restauratie. Tenslotte
vertellen we iets over de feestelijke tewaterlating en over de toestand
van de ‘Bonne’ in 2003.
De aankoop van het bootje
Al een paar jaar waren we op zoek naar een bootje. We keken eerst naar
die fraaie sloepen die je de
laatste jaren zo veel ziet, later naar kajuitbootjes. Maar, na een
proefvaart met een sloep en later een
dag varen met familie op een klassieke Maaskruiser, merkten we dat een
klassieke boot ons beter
paste. Dat wisten we helemaal zeker na twee dagen meevaren op die
klassieker met de Oude Glorie
tijdens Sail 2000. Dagen met een gouden randje. We waren er uit: onze
boot zou een klassieke boot
worden, niet al te groot, open, maar met een los-vaste overkapping en
met de mogelijkheid tot overnachten.
En, we zouden er, als het even ging, een 'Varend monument' van maken.
In de loop van 2000 gingen we op zoek naar onze boot. We kwamen in
verschillende plaatsen, in Amsterdam,
in Harderwijk, in Giesbeek, in Drenthe. En in september zagen we op de
internetsite van het
blad ‘Boten te koop’ een advertentie met een plaatje (foto 1) van een
stalen bakdekkruisertje van 7,5
meter, voor een redelijke prijs te koop in Heerenveen.
Foto 1:
De foto uit de internetsite van ‘Boten te koop’ (september 2000)

We togen dus naar Heerenveen en vonden daar het ‘Noflik Bakje’(Fries
voor ‘lekker bakje’, een naam
met een dubbele betekenis). Het was een leuk bootje, al zagen we direct
dat we er heel wat aan
moesten veranderen voordat we het een 'Varend monument' zouden mogen
noemen: een stalen opbouw
die er niet op paste, een tuinbank op het achterschip, verkeerde ijzeren
railings, en zo meer. Wat
voor ons echter de doorslag gaf om het bootje toch te willen kopen, was
dat de romp een heel mooie
lijn had en nog gaaf was en dat de originele A-Ford motor er nog in lag.
Bovendien was het bouwjaar
(1932) en de scheepsbouwer (J.O. van der Werff) bekend en beschikte de
eigenaar nog over de oude
verzekeringspapieren. Op 8 oktober 2000 hebben we het Noflik Bakje
gekocht.
De toestand van het bootje in 2000
Het Noflik Bakje was een klein bootje: lengte 7,5 meter, breedte 2,2
meter en diepgang 0,8 meter. Het
bakdek stak 1,1 meter boven het water uit. Het bootje had een prachtige
vorm; de knik in de zeeg lag
ongeveer halverwege de lengte en liep naar achteren toe vrij vlak weg.
De steven was waaiervormig,
het achterschip U-vormig. De romp was geklonken op stalen spanten en ook
het geklonken bakdek lag
er nog op. De romp leek nog prima van kwaliteit: strak, weinig
golvingen, geen zichtbare rotte plekken,
droog van binnen. Onder het dek zaten wel een paar zwakke plekken en ook
de stalen vloer onder het
toilet vertoonde een rotte plek.
Een paar onderdelen waar we echt voor vielen, waren het teakhouten
stuurtje met doorlopende koperen
strip, het bronzen werfplaatje met de tekst ‘scheepswerf J.O. van der
Werff, Buitenstvallaat bij
Drachten (Fr.)’, de originele koperen gashandel, de originele
patrijspoorten (van gietijzer met brons en
messing), de originele koekoek en de (behoorlijk beschadigde) schotten
met hun deurtjes.
De motor was duidelijk nog de originele A-Ford motor met een enorme
mechanische keerkoppeling,
een Palmer Alldisc, model XL. De brandstoftank was ook nog origineel en
bestond uit twee gedeelten:
een ‘petrol’deel van 40 liter en een ‘benzin’deel van 20 liter. De motor
kon vroeger kennelijk lopen op
benzine en op petroleum.
De overschakeling functioneerde echter niet
meer. Bovendien was de tank
van binnen en buiten behoorlijk geroest.
Iets over de geschiedenis van het bootje
Bij de koop kregen we de beschikking over de oudste
verzekeringspapieren. Volgens die papieren was
de eerste naam van het bootje 'Martha Anna' en de eerste eigenaar de
heer Slager te Drachten, die
haar tot 1963 in bezit heeft gehad. In 1949 werd de naam van het bootje
gewijzigd in 'Fan Honk'. Volgende
eigenaren waren J. v.d. Berg (1963) en de heer A. Hoekstra (1967). In
1971 werd de laatst bekende
wijziging in de polis aangebracht; het bootje heette toen nog steeds
'Fan Honk'. In 1995 werd het
bootje gekocht door de heer W. de Jong uit Eestrum, die het in 1996
verkocht aan de heer H. Mulder te
Heerenveen, die het bootje de naam 'Noflik Bakje' gaf. Het eigendom in
de periode 1971 tot 1995 is
dus niet bekend, evenmin is bekend wat het bootje allemaal heeft
meegemaakt en door wie, wanneer
en waarom het bootje zo is aangepast. We nemen aan dat de geschiedenis
zich geheel heeft afgespeeld
in Friesland.
Maar het leukste was wel dat we van de bouwer van het
bootje, de toen al 91 jaar
oude heer G. van der Werff, nadat we contact met hem hadden opgenomen,
een fotootje kregen uit zijn
archief (foto 2) waar het bootje op stond. Achterop die foto stond de
handgeschreven aantekening:
‘Martha Anna’ voor dhr. A. Slager te Drachten, bouwnummer 32, 1932'. De
naam klopte met de verzekeringspapieren.
We waren best in onze sas met dat fotootje.
Foto 2:
De Martha Anna in 1932 (naar een foto van de heer G. van der
Werff)

Het restauratieplan
Voorop stond dat we van het bootje weer een open jachtje
wilden maken, net als vroeger, maar wel
met een eenvoudige kook- en slaapaccommodatie. Daarnaast wilden we de in
de loop van de tijd ontstane
onevenwichtigheden herstellen en het bootje zo goed mogelijk
terugbrengen in haar oorspronkelijke
staat en uitstraling. Je zou van het bootje moeten kunnen zeggen: ‘Zo
zou het vroeger geweest
kunnen zijn’. Dat betekende, naast een hoop werk in het interieur en
veel schilderwerk, dat de aangebrachte
stalen kuipopbouw weer moest worden verwijderd en vervangen door een
licht houten windschermpje
met aan weerskanten een zijwang. Ter bescherming tegen weer en wind
zouden we een
lichte, makkelijk verwijderbare kuiptent laten maken. Een vaste houten
opbouw over (een deel van) de
kuip vonden wij minder gewenst omdat dat, naar ons idee, te veel afweek
van het originele ontwerp.
Als houtsoorten kozen we voor de oorspronkelijke eiken latjes en
bekledingen en voor een kuiprand en opbouw van mahonie; deze twee houtsoorten zouden fraai kunnen
contrasteren.
Het plan was de restauratie uit te voeren in drie stappen. De eerste
stap was het slopen en strippen
van het interieur, met behoud van de nog goede onderdelen, zoals de wandbetimmering, het tussenschot,
de deurtjes, de koekoek op het bakdek en de motorkist. Daarna de tweede
stap: de reparatie
van het vlak, de romp en de te handhaven onderdelen. Bovendien moest de
hele romp van binnen
goed worden gekrabd, want daar bleek nog heel wat roest en lijmrest te
zitten. De buitenkant van de
romp moest worden kaal gemaakt en worden geplamuurd en geschilderd.
Tenslotte de opbouw van
bijna het gehele interieur, zoals de schotten, vloeren, wandbetimmering
en plafonds, slaapbanken en
achterbank, en het weer aansluiten van de motor (elektriciteit,
leidingen, metertjes), het aanbrengen
van de kuiprand en het maken van een windscherm + zijwangen, het
aanbrengen van divers messing
beslag, het maken van een keukentje en het maken van een kuiptent op een
mahoniehouten frame.
Kortom: het plan was in feite de boot van binnen en buiten helemaal kaal
te maken en vervolgens weer
volledig opnieuw op te bouwen. Hetgeen ook gebeurde.
Vast stond dat we, wat we zelf konden doen, ook zelf zouden doen. Maar
we konden lang niet alles
zelf. Na wat prijsopgaven kwamen we voor het specialistische werk
terecht bij:
- Piet Haarsma te Nieuwebrug in Friesland voor het houtwerk;
- Leo van Greven, eveneens te Nieuwebrug voor het staalwerk.
We hebben in de periode september 2000 tot oktober 2001 in totaal
acht(!) ontwerpen gemaakt. Een
allereerste ruwe schets in september 2000 was voldoende voor de eerste
prijsindicatie. Met het tweede
ontwerp togen we naar Jaap Oosterhuis van de Oude Glorie
om eens te
horen wat hij er van vond. Intussen
maakten we een derde ontwerp, waarvan de voorruiten konden neerklappen.
De adviezen van
Jaap Oosterhuis op het tweede ontwerp resulteerden in een vierde, dat we
hebben opgestuurd naar de
Oude Glorie, als bijlage bij onze aanmelding als lid. In het vijfde en
zesde ontwerp hebben we een paar
veranderingen in de structuur van de boot moeten opnemen (zie
hieronder), namelijk de verplaatsing
van het hoofdschot en de verlaging van de kuipvloer.
Twee structurele
veranderingen: de verplaatsing van het hoofdschot en de verlaging
van de kuipvloer
In december 2000 kwamen we er achter dat het hoofdschot niet op de
originele plaats stond.
Dit bleek uit het feit dat het schot maar slecht tegen de spanten
paste en dat het niet op een stevige balk stond maar op een
duidelijk later ingezet plankje.
Eén spant naar achteren lag nog een originele eiken balk waar het
hoofdschot vroeger waarschijnlijk op had
gestaan. Ook kwamen de achterste patrijspoorten uit in de kuip,
hetgeen zeer ongebruikelijk is.
Als het schot een spant naar achteren zou staan, zouden die
achterste patrijspoorten in de kajuit uitkomen. Tenslotte bleken
de afmetingen van de boot duidelijk evenwichtiger bij verplaatsing
van het hoofdschot.
Ook adviseerden verschillende deskundigen ons om te proberen de
kuipvloer te verlagen met een centimeter of 15. Dat zou de boot
lager maken, de aanblik evenwichtiger en de instap naar de kajuit
kleiner.
Overigens, toen we naar aanleiding van dit advies onder de
kuipvloer keken, zagen we daar de restanten van de vroegere
kuipbetimmering nog zitten. |
.
Later volgde nog een zevende ontwerp dat in oktober 2001 nog op een paar
details is aangepast tot het
achtste, dat kan worden gezien als het definitieve ontwerp (afbeelding
1).
Afbeelding 1:
Het achtste en op hoofdlijn definitieve
ontwerp (oktober 2001)
De uitvoering van de restauratie
Nog tijdens de periode van ontwerpen gingen we aan de slag. Een handicap
was dat de boot in de
buurt van Heerenveen lag en wij in Deventer woonden. We waren aangewezen
op de zaterdagen,
waardoor we per dag aan reistijd 3 uur kwijt waren en er effectief maar
6 uur overbleven. We durven
hier niet te melden hoeveel kilometers we tussen Deventer en Heerenveen
hebben afgelegd……
We begonnen op 26 oktober 2000 met het slopen en strippen van de boot
aan de binnenkant. Na een
periode van vijf maanden was het bootje van binnen helemaal kaal en zag
het er vreselijk uit
Foto 3: … was het bootje van binnen helemaal kaal en zag
het er vreselijk uit
Ook de toestand van het bakdek was een tegenvaller.
Een behoorlijke tegenvaller, zowel financieel als in de tijd gezien, was
de kwaliteit van het bakdek. Dat leek nog een
mooi geklonken dekje, hoewel vrij dun (2 mm). Toen we het dek echter
inspecteerden om de zwakke plekken op te sporen
en die te repareren, bleek het bakdek bij de aansluiting tegen de romp
over flinke lengtes nagenoeg doorgeroest te
zijn.
Als je er met een hamer tegenaan klopte vielen de gaten er in. In
feite lag het dek over misschien wel de helft van
de totale lengte los. Het advies van onze staalwerker was het hele dek
maar te vernieuwen, anders wordt het maar
niks’.
Na enig gepieker moesten we hem gelijk geven en op 22 februari
2001 hebben we hem gezegd het maar doen.
Hij is gelukkig heel zorgvuldig te werk gegaan. Zo bracht hij op
dezelfde plaatsen als voorheen de spantjes aan, in de
oorspronkelijke toog. Ook heeft hij het hoekstaal, waar het oude bakdek
op geklonken had gezeten, ter plaatse van het
dek afgeslepen, maar ter plaatse van de rompwand laten zitten.
Zo bleef
ook de rij klinknagels in de rompwand gespaard.
Rond de kuip heeft hij direct een nieuwe strip aangebracht als basis
voor de kuiprand. Na afloop zag het er keurig
uit en was onze teleurstelling weer wat minder geworden.
Na het slopen en strippen kwam een periode van kaalhalen, krabben en
schilderen van de binnenkant:
een rotwerk. Gelukkig kregen we in deze periode flink wat hulp van
vrienden en collega's, anders hadden
we het niet gered en was het project vroegtijdig beëindigd. Ook de
buitenkant van de boot werd
helemaal kaal gemaakt.
Nadat de binnenkant was geschilderd, konden we weer gaan opbouwen. We
begonnen met de rompen
de vloerspanten. Op 2 juni 2001 kwam er weer wat hout in de verder
totaal kale boot (foto 4). Verder
werd in deze periode een nieuw toiletje geplaatst en een nieuw
hoofdschot gemaakt. Daarna volgde het
in timmeren van het kajuitinterieur (bedbanken, kastjes, plankjes) en van
de kuip (vloerspanten, eiken
vloerdelen, watertank, benzinetank, wandspantjes en wandlatten).
Inmeten, op maat zagen, inbrengen, lakken en nog eens lakken: er kwam geen eind aan. Maar op 6 april 2002
was de kuip weer bekleed.
Foto 4: …kwam er weer wat hout in de boot…
De meest omvangrijke klus was het plamuren en schuren van de romp aan de
buitenkant. Alles bij elkaar
zijn we er 26 (!) dagen mee bezig geweest. Toch vond onze timmerman Piet
het echter nog steeds
niet goed genoeg, hij bleef maar putjes en bobbeltjes zien en het
allemaal nog te ruw vinden. Wij hadden
er echter genoeg van, dus wij haakten af en hij maakte het af. Dat
duurde overigens nog twee dagen,
maar toen was de romp ook spekglad. Vervolgens werd de boot 4x volledig
in de verf gezet.
Na het plamuren, schuren en schilderen was afwerking van de kajuit weer
aan de beurt: patrijspoortklossen
zagen, pas maken, inzetten en schilderen, de wand latjes lakken en de
plafond latjes zagen,
schuren, op maat maken, inbrengen en schilderen.Tussen al deze klussen door werd het messing dekbeslag gemonteerd,
inclusief de mahoniehouten
hand railings, werden de water- en benzinetanks aangesloten en de stalen
berghouten vervangen door
eiken exemplaren.
Verder werd een keukentje gemaakt, met een koperen
kraantje en witte tegeltjes en
werden 1001 andere klussen en klusjes gedaan. Ook werden de nodige
inkopen gedaan, waaronder
een paar spuitbussen Engine Green, de originele groene kleur voor de
motor.
De kuiprand, de raampjes en de achterbank hoorden tot het werk van onze
timmerman. De ruwe vorm
van de kuiprand had hij er al in onze vakantie in 2002 op gemaakt, maar
de rest deed hij pas enkele
weken voor de tewaterlating. Maar toen ging het wel hard. En het werd
mooi. Maar, op de dag van de
tewaterlating was het meeste weliswaar gebeurd, maar nog lang niet
alles.
De kuiptent is gemaakt door een zeilmaker, geheel in
overleg met onze timmerman Piet. Wij hebben
hem nooit gezien. Onze ideeën vond hij echter maar niks. Hij deed het
zoals hij het zelf het beste vond,
of anders deed hij het niet. Aldus gechanteerd, lieten we hem maar zijn
gang gaan. Op 2 mei hebben
we het eindresultaat bewonderd. Prima en prachtig, en wel zodanig dat we
de foto's van dit eindresultaat
hebben opgestuurd naar de Oude Glorie, samen met onze aanmelding als
'Varend monument'.
Dat
predikaat kregen we op 20 mei 2003, onder het nummer 2171.
De feestelijke tewaterlating
Reeds rond de jaarwisseling 2002/2003 hadden we de tewaterlating
vastgesteld op 24 mei 2003. De
laatste week voor de tewaterlating hebben we maar vakantie opgenomen. Er
was nog zo veel te doen.
Het was een week van verven, lakken, onze timmerman een handje helpen
etc. etc. In die week hebben
we zeker twee keer een moment gehad dat we het niet meer zagen zitten.
Maar het lukte net.
Op de ochtend van de feestelijke tewaterlating moest er nog van alles
worden gedaan, een laatste keer
poetsen, de kuiptent opbouwen, de werkplaats opruimen en ook buiten nog
het nodige redderen. Maar
om 15.00 uur zwaaiden de loodsdeuren open en werd ons bootje onder luid
applaus van de aanwezigen
naar het water gereden. Daarna kwam de naamgeving (geen doop!, want dat
kan niet voor een
tweede keer), door het uitspreken van de formule: ''Lieve Martha Anna,
je bent gedoopt in 1932, maar
vanaf nu noemen we je Bonne, en we wensen je nogmaals een behouden
vaart''. Vervolgens werd een
fles champagne over haar leeg gegooid en onthulden we haar naam. Daarna
werd zij in het water getakeld
Foto 5: …werd zij in het water getakeld….
De laatste loodjes van de restauratie
Bij de tewaterlating was de ‘Bonne’ nog lang niet klaar.
Er bleek nog een lekje in de romp te zitten dat
moest worden gerepareerd, de kuiptent moest worden afgemaakt, het
hoofdschot idem, en er moest
nog heel wat aan het interieur worden gedaan. Er moest nog worden
schoongemaakt, worden gelakt
en geschilderd. En bovendien moest de motor, de benzine- en de
watertanks, het gas en de bedradingen)
nog worden aangesloten. Het technische gedeelte begon met de bedrading
en de inbouw van
twee accu's: één voor de motor en één voor de rest.
Toen kwam de motor.
Een tegenvaller was dat de
carburateur bleek 'over te lopen'. Dat bleek te komen door een te hoge
benzinedruk van de benzinepomp.
Nadat die pomp weer was verwijderd en de benzine naar de motor werd
'geheveld', was dat
probleem voor het grootste deel opgelost. Toch bleek de benzineaanvoer
soms nog te stagneren door
belvorming in de leiding (vapour lock). Om dat probleem op te lossen,
monteerden we een knijpbal in
de benzineleiding, om de benzinedruk, als het moest, weer op peil te
kunnen brengen.
Met de afronding van het interieur (het in elkaar zetten van de
motorkist, het afmaken van het keukentje,
het maken van de bankjes, het pas maken van de bedbanken, het lakken en
allerlei andere klussen
en klusjes) in zijn we in juni en juli 2003) nog druk geweest.
Maar op 27 juni 2003 ging de ‘Bonne’ voor de tweede keer te water en
maakten we een klein tochtje.Tijdens dat tochtje bleken er toch nog wat kinderziekten /
ouderdomskwaaltjes aan de motor te kleven.
De motor sloeg regelmatig af en de vooruit achteruithandel werkte ook
nog niet goed. Maar toch zou je
vanaf deze dag kunnen zeggen: ''De ‘Bonne’ vaart''. Toch was zij nog
steeds niet helemaal klaar: de
bedrading, de dynamo, de vooruit achteruithandel, de waterpomp en de
onderaansluiting op de benzinetank
moesten nog worden afgemaakt.
Deze klussen zijn uitgevoerd in de eerste
helft van juli 2003.
De ‘Bonne’ in 2003, gerestaureerd
De ‘Bonne’ is een prachtig scheepje geworden (foto 6), 7,5 meter lang en
2,2 meter breed. Ze steekt
1,80 à 1,85 meter boven het water uit en haar diepgang bij de schroef is
circa 0,8 meter. Haar geklonken
romp is van buiten boven de waterlijn roomwit geschilderd (Epifanes,
kleur 24) en het nieuwe eikenhouten
berghout is voorzien van een messing strip. Het bakdek heeft
mahoniehouten hand railings
en messing dekbeslag. Vóór de kuip is een mahoniehouten windscherm
gemonteerd, bestaande uit
drie voorramen en aan iedere kant een zijraam. Ook de forse kuiprand is
van mahonie. Over de kuip
kan een kuiptent worden gespannen (Markilux, middenbruin), die ook weer
makkelijk kan worden verwijderd.
De kleuren van de romp (roomwit, middenbruin, mahonie en messing)
combineren prachtig
met elkaar.
Foto 6: De ‘Bonne’, gerestaureerd (mei 2003)
Het binnenschip heeft voor in de punt een voorraadkastje
met twee plankjes. Daarachter bevindt zich
het WC-tje met een nieuw onderwatertoilet. Vervolgens komt de kajuit
(lang 2,2 meter, breed gemiddeld 1,9 meter en hoog 1,35 meter) die is voorzien van twee bedbanken en drie
kastjes van hechthout
met eikenfineer. Voorin bevinden zich twee glazenkastjes. In de schotten
voorin en achterin de kajuit
zijn de oorspronkelijke paneeldeurtjes weer aangebracht. De hechthouten
vloer en het lariks plafond
zijn heel lichtbeige geschilderd (Sikkens 243), de wanden zijn betimmerd
met blank gelakte eikenhouten
latjes. Op de bedbanken liggen kussens met een oranjerode bekleding die
fraai combineert met het
lichtbeige en eiken interieur. De rugleuningen van de bedbanken kunnen
tussen die bedbanken worden
gelegd, waardoor een bed ontstaat van 1,3 meter breed, waarop het goed
slapen is, weten we uit ervaring.
Het is een klein maar heel knus kajuitje geworden.
Achter de kajuit ligt de kuip (lang 3,15 meter, op de vloer gemiddeld
breed 1,7 meter, boven iets breder).
Voorin staat de motorkist, achterin de zitbank. Voorin de kuip, aan
stuurboord, bevindt zich een
keukentje met een tweepits gasplaatje en een spoelbakje. Het keukentje
is verder voorzien van een
koperen waterkraantje en witte tegeltjes. De kuip is geheel van massief,
blank gelakt eikenhout gemaakt:
een eiken hoofdschot met aan bakboord een stuurtje, een betimmering van
eiken latjes op de
wanden, eiken vloerplanken, een eiken zitbank en een eiken motorkist.
Het eikenhout combineert fraai
met het mahonie van de kuiprand en het middenbruin van de kuiptent.
Onder het achterdek zijn de benzine- en de watertank gemonteerd, en
onder de achterbank staat een
gastankje. Van daaruit lopen koperen leidingen naar respectievelijk de
motor en het keukentje. De motor
is nog steeds de oorspronkelijke 40 PK Ford-A motor, die is gekoppeld
aan de oorspronkelijke Palmer
Alldisc XL keerkoppeling. Het vernieuwde dashboard is zo simpel mogelijk
gehouden (back to base)
met slechts één metertje (oliedruk) enkele controlelampjes en enkele
schakelaartjes. De stroomvoorziening
wordt verzorgd door twee accu's en een krachtige (nieuwe) dynamo.
Kortom, de ‘Bonne’ is een prachtig bootje geworden en thans we
schrijven nu augustus 2003 nagenoeg
klaar, althans voor dit moment.
Er moet nog heel wat worden afgemaakt:
de luikjes moeten nog
worden gemaakt, klein timmerwerk en schilderklusjes worden gedaan, maar
dat komt wel.
Ook willen
we de motor er uithalen en opknappen. De vier spuitbussen Engine Green
staan er al voor klaar. Dat
wordt een klus voor het winterseizoen 2003/2004.
Maar nu gaan we eerst varen. We hebben er zin in. En vervolgens zien we
wel. |