Cammenga's jacht-scheepswerf is opgericht door de twee broers,
Jelle en Flip Cammenga. Jelle was timmerman en leefde van 1909 tot 1982.
Flip was ijzerwerker. Hoewel het twee broers waren kwamen ze nooit bij
elkaar thuis. Er waren weinig tot geen sociale kontakten.
De werf zat oorspronkelijk op het Noordervalderspad aan de Oostzijde in
Zaandam. Op de werf werden babykruisers en later ook wel grotere en
luxere kruisers ontworpen en gemaakt. Ook was er een winterstalling voor
BM boten van ca. 6 meter, waar Jelle zich mee bezig hield. De grotere
schepen konden niet meer door het sluisje en werden door de het
kraanbedrijf Schol op de weg gezet en dan over een pakhuis getild zo de
Zaan in. Dit was niet zo eenvoudig. Daarom verhuisde de werf later naar
Wormer. Daar werden de rondvaartboten voor de Amsterdamse
rederij Kooi en rederij Holland gemaakt. De rondvaartboten hebben
een open achterdek, schuin oplopende raamstijlen, halfronde ramen en een
bolle overgang van de zijkant naar de achterzijde. Deze boten waren
vernoemd naar de leden van het koninklijk huis zoals de Prinses Juliana
en naar haar dochters. Er werden ook grote kruisers en kotters, tot wel
26 meter lengte, gebouwd. Deze werden met een kraan van Goedkoop te
water gelaten.
De babykruisers werden in opdracht naar wens van de koper en in serie
gemaakt. Ze mochten niet te duur zijn en waren dus niet erg luxe maar
sober uitgevoerd. Een serie bestond meestal uit ca. zes scheepjes.
Totaal zijn er ongeveer 75 babykruisers gemaakt. Per scheepje zat
er met 1 a 2 man ongeveer zes weken timmerwerk in. Er waren twee typen:
een kleine (6 meter) en een grotere, 7 meter. 40 stuks zijn er als
speciale actie aan gepensioneerde trambedienden in Amsterdam verkocht
voor ongeveer ƒ 4.000,--
Oorspronkelijk werden de babykruisers geklonken en hadden een stijle
steven. Later, net voor en
na de oorlog werden de scheepjes gelast en hadden een waaiersteven, waar
een staande strip binnen in de punt werd gelast. Van dit langere type
zijn er in totaal ongeveer twaalf gemaakt. Vanwege de gunstige prijs
werden de scheepjes standaard voorzien van een tweedehands tweecilinder
Citroën benzinemotor (eigenlijk een automotor). Deze werden aangeschaft
bij de plaatselijke Citroëndealer vlak bij de kerk in Krommenie. Ook kon
voor de duurdere Albin tweecilinder benzinemotor worden gekozen.
Zwaardere motorisering was op bestelling eveneens mogelijk. De
babykruisers zijn te herkennen aan de specifieke vorm van de raampjes in
de salon. Van onderen recht, de bovenkant rond oplopend en aan de
voorkant en met een cirkelboog van 90º haaks naar beneden. Later werden
er zogenaamd oogvormige raampjes in de salon gemaakt.
Cammenga jachtwerf
Amsterdam noord
Van onderen eerst recht en dan met een ellipsvorm naar rechts oplopend.
Van boven met een halve ellipsvorm van voor tot achter. Voor de
oogvormige raampjes zaten twee of drie ronde patrijspoorten die
verschillend van grootte waren. Van voren naar achteren oplopend, van
klein naar groot.
Midden voor op het bakdek zat een houten koekoek of een platte houten of
stalen afdekking op de rechthoekige opening. De benzinetank zat onder
het achterdek, links achter de leuning van de achterbank. Rondom het dek
aan de zijkant was vroeger een hoekstaal geklonken en in de latere typen
een halfrond ijzer gelast ter verstijving. De werfplaatjes werden
gewoonlijk zonder nummer op de rugleuning van de achterbank of in de
rand bij het salonluik gemonteerd. De eerste bootjes
hadden een plakplaatje op een plankje aan de binnenzijde geschroefd met
de tekst
Cammenga's Babykruiser. Er bestaan
ook verchroomde werfplaatjes van Cammenga, maar deze dateren uit een
latere periode.
De aftimmering was eenvoudig en bestond in de open of half open stuurhut
uit verticaal aangebrachte schrootjes van ongeveer zes cm breedte. In de
salon was aan de zijde van de stuurhut meestal een hangkastje en daar
tegenover een klein keukenkastje aangebracht. In de salon zaten aan de
zijkant twee bankkasten en een wegklapbaar tafeltje er tussen in, dat
als bedbodem dienst kon doen. In enkele typen zat de keuken tussen de
salon en het toilet in en was voorzien van twee granito aanrechtjes.
Voor in de neus was de toiletruimte afgesloten door drie deurtjes met de
salonruimte. Het onderdeurtje voor de WC-ruimte werd oorspronkelijk
uitgevoerd met twee zeer smalle jaloeziedeurtjes van elk ca.15 cm breed
of gewoon met een gordijntje
ertussen.
Het houten zesspaaks stuurwiel was soms voorzien van een ronde
verchroomde buisrand. De stuurhut werd afgedekt door een half open dak
of was geheel open en alleen maar voorzien van een wegklapbaar vlak
voorraam met een holle onderkant, passend op het bolle bakdek en twee
wegklapbare zijramen. Het dak van de stuurhut was aan de achterzijde
zelfdragend of werd bij een groter dak gedragen door twee buisvormige
dakdragers. De nog overgebleven babykruisers zijn vooral te vinden in en
rond Amsterdam en enkele in Limburg.
Akkerman was de meesterschilder bij Cammenga die de babykruisertjes
schilderde. Later kwamen de Zaankanter Piet de Boer en uit de Koog aan
de Zaan, Willem Bakker die de rondvaartboten en de grotere schepen met
plamuur afreiden en schilderden. Met sinterklaas en kersttijd mochten de
timmerlieden op zaterdag speelgoed maken voor hun eigen kinderen van het
afvalhout en het resthout dat niet meer op de schepen gebruikt kon
worden.
Jelle Cammenga heeft later zijn broer Flip uitgekocht, die wat anders
wilde gaan doen. Jelle heeft later jachtwerf De Vries Lentsch in
Amsterdam noord overgenomen. Deze werf dreigde failliet te gaan aan
de bouw van de Groene Dreack. Dit schip
werd namelijk niet op tijd opgeleverd en daardoor konden zware
boeteclausules worden gekort op de bouwkosten. Na deze overname heeft
Cammenga nog vier jaar doorgewerkt en in de hoogtijdagen wel met in
totaal 250 man personeel. 40 timmerlieden in Wormer en 60 in Amsterdam
Noord op de Grasweg. Plus alle ijzerwerkers en andere vaklieden. Ze
werkten toen wel aan vijf boten tegelijk. Twee in Wormer en drie in
Amsterdam Noord.
Jelle Cammenga heeft later de werf overgedaan aan de heer Glastra uit
Enschede. Hij had een bedrijf dat toen ook al skeelers maakte. De zoon
van Jelle, die ook Jelle heet, had nooit interesse om in de zaak te gaan
en deze later over te nemen. Hij werd automonteur. Samen met zijn
dochter Anita zijn ze wel zeer enthousiast en betrokken bij het erfgoed
van hun vader en grootvader. Ze hebben beide de wens om eens een,
eventueel door hen zelf opgeknapte, babykruiser te kunnen bezitten.
Piet Middendorp
|