Jan Langenberg (1888-1955) stamt uit een oud
scheepsbouwergeslacht.
Reeds z'n
betovergrootvader hield zich hiermee ledig. Zijn overgrootvader Hermanus Langenberg vestigde zich in 1815 te Nieuwebrug bij
Heerenveen als scheepsbouwer.
Jan's vader had drie zonen: Johannes, Klaas en Jan.
Jan was de jongste van het stel. Toen zijn vader de werf
uiteindelijk overnam, en
Jan na zijn twee oudere broers op de werf kwam werken, was er
eigenlijk nauwelijks
werk voor hem. Hij verdiende minder dan een goede knecht en besloot
alras zijn geluk elders te beproeven.
Hij ging achtereenvolgens
werken bij de Amsterdamse
Droogdokmaatschappij, verder in Sliedrecht, en later bij scheepswerf
de Klop in Utrecht. Hier ontwikkelde hij zich tot een zeer
gewaardeerd medewerker. Intussen was hij getrouwd met een Fries "famke"
en werden er drie kinderen geboren.
Fries was de voertaal in het gezin.
De Utrechtse speelkameraadjes zeiden wel eens tegen de kinderen
Langenberg:
"Hoe kunnen jullie elkaar verstaan met zo'n vreemd taaltje? Waarop
het volgende
repliek volgde:Moet je eens bij onze opa komen, die kunnen wij
niet eens verstaan!
(Opa sprak een Overijssels dialect, daar hij lange tijd in Deventer
had gewoond en gewerkt.) In 1919 ging Jan met zijn gezin terug naar
Friesland. In Leeuwarden kon hij aan het werk bij scheepswerf Van de
Werf aan het Vliet.
Na een samenwerking van één jaar nam Jan het
bedrijf over.
De Zaak floreerde de laatste jaren slecht, maar Jan Langenberg zag
toch toekomst
in de werf en was er van overtuigd dat er met een goed product een
goed belegde
boterham verdiend kon worden. Aanvankelijk hield hij zich bezig met
reparatiewerk,
maar al spoedig werden er een paar zeiljachtjes en een motorbootje
gebouwd. Al snel volgde het eerste jachtje, gebouwd voor de Heer
Ferwerda te Leeuwarden.
Tussendoor produceerde men roeiriemen voor de Leeuwarder
roeivereniging, die
voorheen uit Holland moesten komen. Het jaar 1921 is het jaar waarin
de naam Langenberg (tot op heden) grote faam verwerft.
Dit is het beginjaar
van een lange
motor-salonboot traditie. In dat jaar vestigt notaris Willem Wachter
zich te Leeuwarden. Deze was eerder gezagvoerder geweest op een
schip van de Holland
Amerika Lijn. Gedurende zijn reizen had hij aan boord rechten kunnen
studeren.
Tijdens één van deze reizen moet hij tekeningen in handen hebben
gekregen van een motor-salonkruiser, waarschijnlijk van Amerikaanse
origine. Aan de hand van de gegevens die de heer Wachter bij
Langenberg aanleverde werden de eerste drie
salonkruisers gebouwd.
De eerste was voor de heer Jan de Boer te
Leeuwarden,
directeur van een fabriek van bliksemafleiders, Vulcaan, die het
schip de naam
"Libel" gaf.
Het tweede schip
was voor de Leeuwarder chirurg Dr. E. Nierstrasz, en
heette de "Janton"
Het derde schip was voor notaris Wachter zelf,
kennelijk gedachtig het gezegde: Het eerste schip bouw je voor je
vijand, het tweede voor je
vriend en het derde voor je zelf. De kruiser, genaamd
"So Easy" werd voorzien van
een Amerikaanse Red Wing benzine motor.
Grappig is dat Dhr. A.M.
Harterink die
later Willem Wachter als notaris opvolgde, ook de nieuwe eigenaar
werd van de
"So Easy".
Vele motor salonkruisers volgden, waaronder de
" Wypianca" met een lengte van
bijna 11,00 meter de grootste motor salonkruiser ooit bij Langenberg
gebouwd.
Dit schip kwam in 1936 in handen van Dhr. J.M. Kingma, directeur van de
gelijknamige bank. De kruiser kreeg een andere naam. Van een scheepsschildering
werd de naam "Martin" onjuist afgelezen en het werd
"Marfin". Het schip werd met schiphuis
en al overgenomen voor ƒ 3000,- Het schiphuis alleen had al een
waarde van
ƒ 2000,-
Er mag dus met recht gesproken worden van een koopje,
te meer daar de "Marfin" net was
uitgerust met een nieuwe motor!
De familie Kingma had echter beter ook de keerkoppeling kunnen
vernieuwen, want deze heeft in de loop der tijd voor heel wat ongemakken gezorgd. Zo
vaarde eens de kleinzoon van de eigenaar de
"Marfin" keurig het schiphuis binnen, maar kwam te
laat tot de ontdekking dat de koppeling weigerde, waardoor de "Marfin" aan de andere kant dwars door de houten wand er weer uitvoer. Een andere
keer weigerde
1921 Salonkruiser Janton gereed voor de
tewaterlating
de koppeling bij het verlaten van het eigen schiphuis, waarbij het
er tegenover liggende schiphuis werd getorpedeerd. Nogmaals zorgde dit dwarse
onderdeel voor ongemak, toen bij het uitvaren de haven een nagelnieuwe BM gekruist
moest worden.De koppeling weigerde, het schip kwam niet tijdig tot stilstand, en
de nieuwe BM werd door de "Marfin" total loss gevaren ………
de Marfin na de
restauratie in 1979
Het is 1928.
Een wat sjofel gekleed
heerschap stapt de hellingloods van de firma
Langenberg binnen en informeert of deze wel een schip voor hem wil
bouwen. Op
de vraag wat voor een schip, antwoord de man dat hij dat niet zo
goed weet maar
dat het in ieder geval een ruim schip moet worden!
Langenberg vertrouwt de zaak voor geen cent, en besluit eerst maar
eens inlichtingen
in te winnen over dit curieuze heerschap. Hij krijgt deze van
boekhandelaar R. van
de Velde, een trouwe klant, die hem geruststelt met de mededeling:
"Die man? Dat
is Dhr. Olivier, hij is miljonair en bezit nog veel meer schepen!"
Het is een vreemde
snuiter, deze heer Olivier: Zo treft Langenberg hem eens aan in de
Leeuwarder
jachthaven. Hij zit in z'n motorboot, waarvan de motor draait,
rustig een boek te lezen. Op de vraag of hij gaat varen, antwoordt de man: "Nee, de
motor moet het werk doen, niet ik……"Uiteindelijk zou Langenberg voor heer Olivier een botter bouwen,
waaraan de laatste overigens weinig plezier zou beleven: Al tijdens de bouwperiode
overlijdt hij. Gelukkig was de betaling via de notaris goed geregeld en kon
Langenberg het schip zonder problemen afbouwen. Het werd uiteindelijk verkocht aan een
Duitse consul, en vaart nog steeds, nu onder de naam Eralo.
Omdat de vraag naar stalen schepen steeds groter
werd, trok Langenberg in 1934 twee "ijzerwerkers" aan. Zij hadden
het vak geleerd bij scheepswerf de Roos, eveneens gelegen aan het
Vliet te Leeuwarden. Ook Dirk, één van de zonen van Langenberg,
werkte in de staalafdeling van de firma.
De casco's werden door Jan
en zijn broer Johannes, en door scheepstimmerman Germ de Boer
betimmerd en afgewerkt. Diverse schepen werden gebouwd, getuige
meerdere verslagen in de Waterkampioen. Een trouwe klant was Dhr. G.
van Slooten, directeur van de VS pepermuntfabriek. Hij trakteerde
het personeel graag met de vaste vraag, in het Leeuwarders; "Wille
jim oek een Verrekt Slecht Perpermuntsje?" De twee afgedankte
reddingssloepen die hij had gekocht werden bij Langenberg verbouwd
tot motorjachten. In 1938 werd nog zo’n verbouwing aangenomen voor ƒ
500,00. Helaas kunt u voor dit bedrag niet meer terecht !
Een
scheepstype dat in de jaren dertig erg populair werd, was de
zogenaamde ‘runabout’. Boekhandelaar R. van de Velde (u kent hem
nog) had zo'n scheepje, van Duitse origine. Het werd middels
buitenmallen fluks gekopieerd, en de door Langenberg gebouwde
versies behaalden met gemak 50 km per uur! Ook autoboten vormden een
geliefd scheepstype. Het waren kleine motorboten, meestal uitgevoerd
in knikspant. Onder het kleine voordekje bevond zich de motor. De
voorruit had meestal een lichte V-vorm. Met een linnen kap kon de
boot worden afgesloten.
Naast nieuwbouw vond er ook veel
reparatiewerk plaats: Het was een goede vorm van klantenbinding en
er werd bovendien goed aan verdiend. Wie zou vandaag de dag niet
graag zijn boot voor de volgende prijs bij zo'n werf brengen?
Boot
droogzetten en afboenen ƒ 4,80
werkloon ƒ 11,00
½ kilo bruine
huidverf ƒ 1,00
2 liter teer ƒ 0.40
1 bosje katoen ƒ 0,25
gegalvaniseerde draadnagels ƒ 0,05
hellinggeld ƒ 2,00
totaal te
voldoen ƒ 20,50 ……
Na de oorlog legde Johannes Langenberg zich
praktisch geheel toe op onderhoud, reparaties en het betimmeren van
casco's. Rond 1960 kwam de gemeente met plannen om het Vliet af te
dammen, en het gedeelte aan de stadskant van de dam te dempen. Dit
alles ten behoeve van een rondweg. In 1963 werd het Vliet voor het
verkeer over water afgesloten. Na ruim veertig jaar op deze plek te
hebben gewerkt, restte Johannes Langenberg niets anders dan de zaak
te sluiten. Zijn vader was al in 1955 overleden en bleef dit
bespaard. Na de sluiting heeft Johannes Langenberg nog wat klusjes
uitgevoerd, waaronder de restauratie van de motorkruiser Marfin,
waarover u in het vorige periodiek heeft kunnen lezen. En zo kwam
een roemruchte werf aan een toch wel roemloos einde. Gelukkig varen
er nog een groot aantal Langenberg kruisers rond, die de goede naam
in ere houden!
Jan van 't Spijker: Bron: J.K.
Kuipers, jaarboek 1990 Fries Scheepvaart Museum