Scheepswerven VBOG-schepen

Motorschepen van N.V werf de Amstel

Jan van Wijlen
Bronnen: prospectus 1914, eigen archief.


Motorvlet t.b.v. de douane te Lobith

Thiebout was van alle markten thuis. Hij bouwde niet alleen jachten maar ook schepen voor bedrijfsmatig gebruik. Deze motorvlet is daar een voorbeeld van.
Wanneer deze precies is gebouwd is niet bekend, maar aan de hand van de nummers op de bouwtekeningen kan men afleiden dat het rond 1912 geweest moet zijn. De tekeningen van dit schip zijn te vinden in het Maritiem Museum Rotterdam.

De vlet is 7,25 meter lang en 1,90 meter breed.
Op de bouwtekening staat als opmerking vermeld: Kimkiel van spant 7-11.
Het schip werd gebouwd in opdracht van het Ministerie van Financiën, ten dienste der douane te Lobith.
Het schip was voorzien van een 1cylinder, 9 PK Thornycroft motor.

 


Maria Cristina

Met een lengte van 13,00 meter en een breedte van 2,30 meter was dit een rank schip. Gebouwd van staal in 1911.

Veel is er niet van bekend.

In 1924 was het in bezit van de Firma Gebr. Huising te IJsselmonde. Het zal dus wel als directievaartuig dienst hebben gedaan.
De voortstuwing vond plaats door middel van een Thornycroft. 4 Cilinders, 36 PK.

 

De Dash
i
s een van de weinige houten motorjachten welke Thiebout heeft gebouwd. Verreweg de meeste motorjachten bouwde hij van ijzer.

De Dash is gebouwd van mahoniehout en zag het levenslicht in 1912. Ze was 12,30m lang en 2,60m breed. Er stond een Thornycroft  4cyl, 36PK motor in.
Het schip was in ieder geval tussen 1924-1930 in bezit van Jhr. J.H. Deutz van Lennep, wonende te Heemstede in een villa genaamd “Meer en Berg”. Of hij de eerste eigenaar is geweest is niet bekend. In bovengenoemde periode was de Jonkheer lid van zowel de Koninklijke Nederlandse Zeil en Roeivereniging als de Koninklijke Nederlandse Motorboot Club.

Van bijgaande foto’s heb ik geen volledige zekerheid of het hier de Dash betreft. Zowel bouwmateriaal als de maten komen overeen. Zoals gezegd, veel houten motorschepen heeft Thiebout niet gebouwd.
Jan van Wijlen

 

Bronnen: Prospectus 1914, jachtregister 1924/25, jaarboekjes KNZRV, jaarboekjes KNMC, Loyds register of yachts,  eigen Archief.  

Rijkselectriciteitswerken

In ‘Het Nederlandse zeewezen’ van 1907 staat een bericht waarin het volgende bekend wordt gemaakt. 
“Heden werd door den rijkswaterstaat aan de H.H. Baay en Thiebout, bootbouwerij ‘de Amstel’ te Amsterdam de bouw en levering opgedragen van een stalen motorboot voorzien van een 26 P.K. Thornycroft petroleum motor ten dienste van de electrische verlichting van het Noordzeekanaal.”

Het gaat hier om een directie motorboot. Lengte 13,50 m en breedte 2,70m. 
Op dat moment was het nog bootbouwerij Baay en Thiebout. In 1908 zijn de
twee compagnons ieder voor zichzelf begonnen. Thiebout heeft toen de
N.V. werf ‘De Amstel’ opgericht. Hij had een aantal vooraanstaande financiers gevonden die het kapitaal bij elkaar brachten. In het rijtje met geldschieters kom 
je o.a. tegen: Jhr. Willem Six (Sixhaven, Amsterdam) en Gerard Henri Sijthof (Uitgeverij Sijthof).
Baay richte ook een N.V. op. Deze werd gevestigd naast N.V. werf ‘De Amstel’ 
in Ouderkerk aan de Amstel. Later is deze werf verhuisd naar Loosdrecht.

Bronnen: Prospectus 1914, Het Nederlandsche Zeewezen, De Watersport, Eigen archief.

‘KAREKIET’

Een mooi gelijnd motorschip waarvan een compleet tekeningenset is te vinden in het Rotterdams Scheepvaartmuseum. Lijnenplan, spantenplan, zijaanzicht, interieur. Als iemand zin heeft om het te gaan bouwen, geen probleem.
In 1914 werd het schip gebouwd. Niet bekend is voor wie. Het schip had een lengte van 12,50 meter en een breedte van 2,85 meter. Via het Loyds register of Yachts is het schip een aantal jaren te volgen. In 1921 was het in bezit van ene W.H. van ‘t Hoogenhuijs uit Rotterdam. Hoelang het dan al in zijn bezit is, geen idee. In 1924 koopt de heer C.D.H. Dijxhoorn het schip. Deze man komt eveneens uit Rotterdam. In deze periode is het schip voorzien van een Buffalo motor, 4 cilinders, 25PK.
In 1927 wordt het schip wederom verkocht. Er gebeurd dan iets geks in het Loyds register. Het schip komt er twee keer in voor! Eén maal met de naam Vivace, met als eigenaar de familie Moes uit Bussum en een keer als De Buizer van P.E.N. Moes te Rotterdam. Na 1927 komt het schip niet meer voor in het register van Loyds. 
Het zal dus voor altijd een raadsel blijven onder welke naam het schip verder geschiedenis gemaakt heeft en met wie.

Jan van Wijlen 
Bronnen: jachtregister 1924/25, eigen Archief.


Iduna

Een stalen jacht van 10,60 meter bij 2,20 meter. Er is niet zo heel veel over bekend. Het stond in de prospectus die Thiebout in het tweede decennium van de vorige eeuw uitgaf. De toenmalige eigenaar is niet bekend. Ook naar het bouwjaar moeten we gissen. Het moet in ieder geval voor 1915 zijn gebouwd.

In het jachtregister van 1924/25 is het schip van naam veranderd. Het gaat dan als Jacoba door het leven. De eigenaar op dat moment is de heer E.P. Tuinhout uit Rotterdam.

Jan van Wijlen

 

Bronnen: Prospectus 1914, jachtregister 1924/25, eigen Archief.

ZONNESTRAAL

Een model. Of dit schip ook werkelijk heeft gevaren, geen idee. Thiebout heeft nog enkele modellen gebouwd. Alle modellen, die ik ben tegengekomen, zijn van motorschepen. Naast de Zonnestraal zijn er modellen geweest van de Lelie en de ‘Allegonda’ Van deze twee schepen is zeker dat ze ook zijn gebouwd.

Zie ook ‘De Periodiek’1999 nr. 1 en 2000 nr. 4.

Samen met nog een model van een motorschip heeft het model van de Allegonda op de ‘Eerste Nederlandsche Tentoonstelling Op Scheepvaartgebied’ (ENTOS)gestaan.

 

Jan van Wijlen Bronnen: De Watersport, eigen Archief jaargang 25 - nr 3 - september 2003
MOTORSCHEPEN VAN N.V. WERF ‘DE AMSTEL’

 

 Intrepido

  De intrepido is een zogenaamde hydroplane. Thiebout bouwde o.a. hydroplanes naar ontwerp van John I. Thornycroft. Vaak werden ze uitgerust met Thornycroft motoren

Thiebout importeerde namelijk Thornycroft motoren in Nederland. Bij dit schip is dat echter niet het geval. Het was voorzien van een 4 cylinder Sterling motor van 50 PK. Zoals op de foto reeds duidelijk is te zien was het een flink schip. Lengte 9,70m, breedte 1,85 m. Ik verbaas me erover dat zo’n schip met 50 PK in planee is te krijgen. Het schip is vermoedelijk gebouwd in 1915. Opdrachtgever en eigenaar was Dhr. H.J. Otten uit Rotterdam. De eigenaar deed ook mee aan wedstrijden. Reeds in 1915 won de Intrepido de eerste prijs met een wedstrijd op het Noordzeekanaal. Dhr. Otten met het schip in ieder geval in bezit gehad tot en met 1926. Vanaf die tijd is er niets meer over het schip bekend.


Thornycroft

John I. Thornycroft is geboren in 1843. Begon al vroeg in de scheepsbouw, in 1862 werd zijn eerste stoomschip te water gelaten. In 1866 startte hij een werf aan de rivier de Theems. In 1904 nam hij de Woolston shipyard over. Vanaf dit moment begint het Thornycroft imperium flink te groeien. Ook in andere takken dan de scheepsbouw wordt hij actief, zoals de machinebouw, voertuigen en wapen industrie. Zo ontstonden er werkplaatsen en werven in Basinstoke, Hampton on Thames, Reading en Northam. Een van deze werkplaatsen was de motorenfabriek, waar Thiebout “Hoofdagent” van was.

Thornycroft liet ook schepen bij andere werven bouwen. Hij leverde dan de tekeningen en vaak ook de motoren. De Thornycroft hydroplanes welke Thiebout bouwde zijn hier een voorbeeld van.

De beide oorlogen stonden natuurlijk garant voor een gigantische  hoeveelheid werk. Er werden grote hoeveelheden sloepen, torpedojagers, mijnenvegers, landingsvaartuigen en andere motorschepen gebouwd. Daarnaast was er ook veel reparatiewerk. Tussen de oorlogen en erna werden er meer pleziervaartuigen gebouwd.

Een aantal hiervan zullen ongetwijfeld nog worden behandeld door Jan van ’t Spijker in de beschrijvingen van ‘The little ships of dunkirk’.

De Hydroplane is toch weer een verhaal apart. John I. Thornycroft schijnt z’n hele leven ten dienste van de snelheid te hebben gezet. Hij was dan ook al vroeg bezig met het ontwikkelen van snelle motorboten. Dit was ongetwijfeld tevens een manier om de Thornycroftmotoren te testen en verder te ontwikkelen. Hydroplane John I. Thornycoft kan worden beschouwd als een van de pioniers op het gebied van de speedboten. Reeds in 1872 had hij een speedboot ontwikkeld waarmee voor die tijd uitzonderlijke snelheden behaald konden worden. Dit schip was de “Miranda 1”. Er zouden daarna nog diverse Miranda’s volgen. De Miranda 1 was 50 ft lang, had een waterverplaatsing van 4 ton en bereikte met haar motorvermogen van 70 PK maar liefst 16 knopen.

Later ontdekte Dhr. Ramus de mogelijkheid om meer over het water te varen dan erdoorheen. Op deze manier was de weerstand veel lager en zou de lengte van het schip geen bovengrens meer vormen voor  de snelheid. Het idee was goed, maar Dhr. Ramus was niet in staat om zijn ideeën in de praktijk te toetsen. De motoren met het benodigde vermogen waren allemaal zo zwaar, dat het niet mogelijk bleek al die massa uit het water te lichten.

Na een aantal jaren was men in staat de motoren zoveel kleiner en lichter te bouwen, dat een speedboot werkelijk in staat was om te gaan planeren. Zowaar de hydroplane was geboren. de snelheden werden nu ook aanzienlijk hoger. In 1911 liet Thornycroft de “Miranda IV” te water. Het was een schip van 26 ft lang en bereikte een snelheid van 36 knopen bij een motorvermogen van 120PK.

De tegenwoordige hydroplanes zijn niet meer te vergelijken met hetgeen Thornycroft ontwikkelde. Heel veel vermogen in een vederlicht bootje, topsnelheden van boven de 500 km/h worden bereikt. Met boten heeft het eigenlijk helemaal niet veel meer te doen. De nadruk moet tegenwoordig echt meer op het  “plane”(vliegtuig) gelegd worden. De naam die de pionier er ooit aan gaf is wel verbluffend goed gekozen.

Jan van Wijlen.

Bronnen:

Prospectus 1914, Jachtregister 1924/25, Jaarboekjes KNMC, De Watersport, Yachting Monthly, “The little ships of dunkirk” van Christian Brann,” Historic Photographs at the national maritime museum” een uitgave van het NMM te Greenwich.

't Meeuwtje

Deze salonboot werd gebouwd in 1912. 
De lengte was 10,00 meter, de breedte 2,40 meter.
Ze was gebouwd van staal en voorzien van een 4 cylinder 20 PK Overland motor.
De opdrachtgever was Dhr. A.A.H. Boisevain uit Lage Vuursche.
Opvallend is de relatief strakke opbouw . Het mooie ronde kontje komen we vaker tegen bij Thiebout schepen.
Dhr. Boisevain heeft het schip in ieder geval gevaren tot 1918. Later moet het in andere handen zijn overgegaan, want in 1924 is het in het bezit van Dhr. J. Visser uit Nychaske. Ik heb geen idee waar het ligt, maar ik vermoed in de buurt van Heerenveen. 
Hier was in die tijd namelijk de ligplaats van het schip.
De motor was blijkbaar tussentijds vervangen. Er lag toen een 18 PK Daimler in.

Jan van Wijlen

Bronnen: jachtregister 24/25, jaarboekjes KNMC, eigen archief.


Netty

 
Van dit schip is echt helemaal niets bekend!

 


NOMEN NESCIO 1


Van een aantal schepen bestaan er foto’s, maar is er verder niets bekend. Geen naam, geen eigenaar niets. Het hierbij afgebeelde schip is daar een voorbeeld van.
Als iemand iets bekends denkt te herkennen hoor ik het graag.
Het schip was 14 meter lang en 2,60 meter breed. Oorspronkelijk stond er een 4 cilinder, 36 pk Thornycroft motor in. Zoals op de foto te zien, kon er ook gebruik gemaakt worden van hulpzeilvermogen.
De tekeningen van dit schip zijn te vinden in het Maritiem Museum Rotterdam. Het tekeningnummer is 281. Het ordernummer is 564. Opmerkelijk is dat de teksten op het zij-aanzicht en interieur in het Engels zijn en de maten in voeten.
Ook is er een tekening van de grootspant. Hierop staat diverse informatie vermeld, zoals plaatdikte, maten van het berghout enz. Ook staan hier diverse constructies duidelijk op afgebeeld.

Overigens is de tekst op deze tekening Nederlands. Het zou kunnen dat dit ontwerp ooit heeft meegedongen in een internationale ontwerpwedstrijd. Helaas heb ik daar nog niets over kunnen vinden


 

Deze tekening kwam ik tegen in het boek “Onze Watersporten” door C.H.M. Philippona uit 1918. Daar doe ik Jan van Wijlen vast een plezier mee!
Jan van ‘t Spijker


Fig.117.Motorjacht van bijzonder mooi model;ontwerp J.P.G.Thiebout,Werf de Amstel,Ouder-Amstel.14M.bij 2.60 M.4 cyl.Thornycroft-motor 36 P.K.Snelheid 16-17 KM.p.u


 
NOMEN NESCIO 2



Van een aantal schepen bestaan er foto’s, maar is er verder niets bekend. Geen naam, geen eigenaar niets. Het hierbij afgebeelde schip is daar weer een voorbeeld van. Als iemand iets bekends denkt te herkennen hoor ik het graag.

Deze salonboot was 9 meter lang en 1,80 meter breed. Gebouwd van staal. Oorspronkelijk stond er een tweecilinder, 18 PK Thornycroft motor in.
Jan van Wijlen
Bronnen: eigen archief.

 


ELLINA

De heer A. Ruoff jr. wordt genoemd als eigenaar in het jachtregister van 1924/25. Direct daarna wordt de firma Schöffer en Co genoemd. Het zal dus een directie vaartuig zijn geweest. Schöffer en Co was een bedrijf dat deed in koffie en meel producten. Het zat aan de Zuidblaak 52 te Rotterdam.

Het schip ging te water in 1916. Het is niet bekend of het vanaf deze tijd al in het bezit was van de koffiehandel. Het schip was 11 meter lang en 1,95 meter breed. Extreem smal dus voor z'n lengte. Ze was gebouwd van hout en staat te boek als een open boot.
Er stond een 26 PK, 4 cilinder Sterling motor in.

Jan van Wijlen
Bronnen: Jachtregister 24/25, Internetsites, eigen Archief.

 


 
M/J Stephanie

  Ondanks gericht speuren is er eigenlijk van dit schip maar heel weinig bekend. Ik heb geen bouwjaar of maten kunnen achterhalen. De Watersport van 1916 beschrijft een vaartocht waaraan de Stephanie deelnam. Op zondag 28 mei 1916 werd er door de Nederlandse Motorboot Club een “stervaart” georganiseerd. Een uitje voor de NMC leden. Eindpunt was Alphen aan de Rijn.

Vanuit diverse plaatsen kwamen schepen hierheen om bij Hotel St. Joris elkaar te ontmoeten. De Stephanie voer met diverse schepen vanuit Amsterdam. De schrijver van het artikel verhaalt zo lyrisch en poëtisch zonder eind dat er bijna niet doorheen te komen is. Elke boom en struik langs de Amstel word zowat beschreven. Met een precisie waar Jac. P. Thijsse nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Ware het niet dat we dan nu nog steeds bezig zouden zijn om Verkade plaatjes te sparen. Aan de dames aan boord word een speciale alinea gewijd:

 “Uit alle motorboten duiken ze op. In zomer kleren kleurenpracht, met over heersend wit. Statige matrones en uitgelaten jonge wilde deerntjes, de witte zeilpet losjes op de fladderende haren. Een vrolijk tafereel.”
Naarmate de reis vordert sluiten er steeds meer schepen aan. Het moet, zeker voor die tijd, een spectaculair gezicht zijn geweest. Buiten koeien die op hol slaan staan er geregeld mensen naar de stoet te kijken. In Alphen aan de Rijn lopen zelfs de huizen leeg en er staan honderden mensen langs de oever om de schepen voorbij te zien trekken.

Eenmaal in Hotel St. Joris aangekomen werd iedereen zijn plaats gewezen en werd een lunch genuttigd. “Het aantal speeches aan tafel was, gelukkig had ik haast gezegd, klein.” Gelukkig heeft de schrijver van het artikel zich niet aan een speech gewaagd. Er zou van de lunch niet veel meer terecht gekomen zijn. Na de lunch vertrok ieder op eigen gelegenheid weer richting thuishaven.

In 1916 was de Stephanie naar alle waarschijnlijkheid in handen van Mr.J.D.W. Francken uit Amsterdam. Daarvoor is ze ook nog in handen geweest van Dhr. N.Greeter uit Amsterdam.

Jan van Wijlen.Bronnen: De Watersport, jaarboekjes KNZVR, jaarboekjes KNMC, eigen Archief.

Heeft u hierover info:j.vanwijlen@hetnet.nl.